donderdag 25 februari 2016

Het dorpscafé


DEEL 2: Het litteken

 
Het is vreemd hoe je vooroordelen maar niet kan ombuigen. Je bent er heel zeker van dat het niet aan jou ligt. Maar een dorpsmentaliteit is als een litteken. Het is er, het is zichtbaar en het gaat nooit meer weg. Misschien komt het ook omdat ik in dit dorp  niet geboren en getogen ben, dat kan ook. Je blijft op de één of andere manier toch een vreemde eend in de bijt. Af en toe vraagt men het mij: ‘van waar ben jij eigenlijk afkomstig? Jij spreekt geen dialect en hebt een Franse r.’ Ze bekijken me dan alsof ik wat exotisch ben. Eerlijk gezegd is het 75 kilometer van hier niet echt tropisch en ook niet exotisch. Maar het is er wel anders. Warmer vooral, maar niet in temperatuur, wel qua sfeer en gezelligheid.  

Ik had besloten om het café weer te bezoeken. Zelfs meerdere keren deze week. Dat deed ik met een plan. Eigenlijk vond ik het er wel leuk. Een avond daar is een heel verhaal op zich, met de vertelsels aan de toog, de gedragingen van sommigen en de spanningen die onder enkelingen leeft. Die week had ik tijd gemaakt om mijn sociale contacten weer wat aan te halen. Ik zou starten met een avondje uit met mijn neef. We schieten goed op met elkaar, maar zien elkaar zo weinig. Het drukke leven, weet je wel. Dat bedoel ik dan op professioneel vlak. Maar die avond zou het ontspanning worden.  

We spraken af om 20u00 ter plekke. Eenmaal binnen, zouden we elkaar wel vinden. Afspreken aan de voordeur is immers voor watjes. Het zit misschien een beetje in onze familie, maar we hebben zo onze fierheid. Ik had me netjes gekleed en mijn haar gewassen, een vleugje parfum maakte het af. Het verbaasde me dan ook niet dat mijn neef hetzelfde had gedaan: netjes gekleed, zijn haar in een perfecte snit en een toetsje after-shave. Het is ook een mooie man, maar nu durf ik niet zeggen dat ook dat in de familie zit. IJdelheid, weet je wel… 

Alle tafeltjes waren bezet. We zochten twee barkrukken en plaatsten ons aan de toog. Zoals de echten dat doen. Ik vond het wel grappig. Zo leek het wel alsof ik er echt bij hoorde, bij die stoere mannen die zich hun vaste plekje aan de toog elke avond toe-eigenden, die altijd alleen op café kwamen, maar zeker nooit op jacht zijn. 

Mijn neef en ik hadden een gezellige babbel, over de gebruikelijke koetjes en kalfjes, maar ook over wat diepzinnigere dingen, die ik hier zeker niet ga delen. Het deed deugd om zo te praten. Hij heeft trouwens dezelfde tongval als ik. We zullen zeker opgevallen zijn, die avond. Het lachen was het leukste. Net zoals vroeger vertelden we onze stommiteiten, de streken die we uithaalden en maakten we grapjes over elkaar. Het was een zalige avond. Pure ontspanning. Ik voelde wel hoe men naar ons keek, hoe de mensen die me al een beetje kenden, elkaar aanstootten en met hun kin in mijn richting wezen. Samenzweerderig werd er naar elkaar geknikt. Ze wisten het weer allemaal beter: ze moet niet meer op jacht. Ze heeft een trofee! 

Het kon me niet deren. Hun kortzichtigheid was echt hilarisch. Mijn neef en ik bestelden nog een drankje en lachten gewoon verder. Maar dan komt het onvermijdelijke: dat moment dat je echt wel eens het toilet moet opzoeken, na al die speciale bieren, die ze er tappen. Dus wipte ik van de barkruk af, liep het café door, het gangetje naar achter en dan naar het toilet. Toen ik even later mijn handen stond te wassen, stond er iemand naast me. Eén van de vaste klanten.  

‘Zo’, zei hij. Ik keek naar zijn reflectie in de spiegel, terwijl ik de zeep van mijn handen spoelde.  
‘Zo, is ‘m dat nu?’ Ik keek hem onbegrijpend aan, had geen idee waarover dit ging. Mijn gefronste wenkbrauw verving mijn vraag.  
Hebde iemand gevonden? Ja, allez, van waar is ‘m?’ Ik liet een schaterlach ontsnappen.  
‘Oh, bedoel je mijn neef?’ Ik nam een papieren doekje, droogde mijn handen af, keek hem recht in de ogen en smeet het doekje met een welgemikte worp in de vuilbak. ‘Nog vragen of mag ik hem terug gezelschap houden?’ 

Ik ging terug naar mijn plaatsje aan de toog. Eerst dacht ik dat ik de scène in het toilet goed had afgehandeld, maar toen hoorde ik de stamgast in zijn groepje drinkebroers zeggen: ‘ze zegt dat het haar neef is. Dat zal wel, zenne.’ Ik zag iedereen ongelovig met zijn hoofd schudden.  

‘Jaja, dat zal wel, ze zegt dat zomaar. Ge moet maar durven!’ Ik voelde hoe mijn mond openviel. Stomverbaasd over zoveel kortzichtigheid. Maar toen besloot ik dat het was wat het was. En ik besloot ook om geen moeite te doen om dit te willen veranderen. Het is hun litteken. Niet het mijne.
 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie krijgen op een schrijfsel is het teken dat je gelezen wordt! Dank je wel hiervoor!