woensdag 17 februari 2016

Het dorpscafé


DEEL 1: Op jacht

Er staat een grote pot met vierkante fruitsnoepjes achter de toog, oranje, roze en gele. Soms zijn het chocoladebonbons. Je kent ze wel: die waar je lang op kan kauwen en die dan tussen je tanden blijven plakken. Je krijgt er enkele als je er gegeten hebt en je rekening betaalt. Ik heb me altijd afgevraagd of het een vriendelijk gebaar is of eerder om je af te leiden van het bedrag dat er op het papiertje staat. Het personeel grabbelt geregeld zelf in die pot, tussen het tappen van pinten en het opdienen van het eten door. Het is hen van harte gegund. Ze werken dan ook hard.

Het café is een wereld op zich. Je vindt er alle leeftijden, vrouwen maar vooral meer mannen, hooggeschoolden en gewone werkmensen, eenzaten en aan elkaar klittende groepen, je hebt er de zware drinkers en de gedistingeerde koffieliefhebbers. Het is een smeltkroes van van alles en nog wat. En toch staat de tijd er meer dan ooit stil. Het interieur is er eentje van de jaren stilletjes, maar de mentaliteit vaak ook.

Als vrouw er alleen iets gaan drinken is er een pure provocatie. Je krijgt meteen een etiket opgekleefd: ‘op jacht’. Een vrouw die alleen op café gaat, heeft niet als doel om eventjes iets te drinken. Nee, zij gaat op zoek naar een man. Liefst nog eentje met een diploma en vooral eentje met veel geld. Als het kan moet hij er ook nog goed uitzien. Hoe de financiële toestand van die vrouw er uitziet, dat doet vooral niet ter zake. Ze is op jacht. En ze wordt ook zo behandeld. Het duurt niet lang of welwillige prooien dienen zich aan. Een afwijzing wordt beschouwd als de ultieme belediging.

Een tijdje geleden stapte ik er weer eens binnen. Deze keer had ik me gewapend met een krant. Ik dacht dat het een goed afweermiddel zou zijn voor diegenen die meenden dat er een etiket ‘jager’ op mijn hoofd kleefde. Niet dat ik er mee zou meppen met die krant, neen, dat niet, dat ligt niet in mijn aard. Het zou me bezighouden. Een buffer tegen lege praatjes. Ik zette me aan de ronde tafel in de uiterste hoek. Van daar uit had ik een goed zicht op het hele café. Het duurde niet lang voor ik voelde dat er iemand staarde. Een vluchtige blik op de oudere man, helemaal aan het andere eind van de zaak, bevestigde mijn vermoeden. Ik zuchtte even en sloeg een pagina om. Even later was de man van plaats veranderd. Hij was dichterbij komen zitten. Ik deed alsof ik het niet zag en las verder. Maar plots stond hij aan mijn tafel. Ik voelde het wel en zag het vanuit mijn ooghoek. Ik wist wat hij kwam doen en negeerde hem dus volledig. Het was bijna zielig hoe hij daar zo onbehouwen bleef staan. Hij wist niet wat hij met zijn handen moest doen. Wanhopig zocht hij naar de juiste woorden om me aan te spreken. Ik verdiepte me in de beursberichten, die me tot nu nog nooit geboeid hadden en probeerde ondertussen een voorspelling te doen wat zijn openingszin betrof.

‘Zo’, zei hij. En ‘euh’, zei hij ook nog.
Ik keek even op, lichtjes verbaasd over zoveel diepgang. Blijkbaar was dat het teken. Want zijn mond scheurde open in een brede grijns, waarin enkele tanden ontbraken. Hij beschouwde het duidelijk als een overwinning.
‘Zo’, zei hij nog eens. ‘Op jacht?’ vroeg hij en hij knikte heftig alsof hij zeker wist dat ik dat ging bevestigen.
‘Ik lees mijn krant, meneer’, zei ik, ‘meer niet.’

Hij was even van zijn melk, maar hij gaf niet op.
‘Jaja, haha, maar als vrouw alleen op café, ja, dan zijde gij op zoek, he!’
En weer knikte hij heftig. Ik plooide mijn krant netjes dicht.
‘Meneer, ik ben hier binnen gekomen, heb me aan een tafeltje gezet, een thee gedronken en mijn krant gelezen. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ú duidelijk op jacht bent. Was er verder nog iets?’
Zijn grijns vertrok in een scheve grimas. Hij draaide zich om en ging weer aan de andere kant zitten, aan de toog. Hij bestelde nog een pint.

Ik bestelde nog een thee. De man had ondertussen gezelschap gekregen van enkele soortgenoten. Ze keken naar me en knikten. Het was duidelijk dat ze hem helemaal begrepen. Zo een vrouw alleen op café, dat is voor niets goed. Het is gewoonweg een schande dat die vrouw daar zo zelfzeker en alleen durft zitten. Ik hoorde in mijn hoofd hoe ze over mij spraken. Het was een echte schande. En dat in deze tijd, he, mannen, zo behandeld worden door een vrouw die je niet eens kent…


                                                                                                                                                                            ( Fotograaf: Ineke)

1 opmerking:

  1. Proficiat,
    mooi geschreven, vlot te lezen.
    Doe zo verder,
    karel

    BeantwoordenVerwijderen

Reactie krijgen op een schrijfsel is het teken dat je gelezen wordt! Dank je wel hiervoor!