maandag 28 december 2009

Waarom sommige koeien vlekken hebben...

Het valt niemand op, maar als je goed kijkt zal je zien dat de vlekken van koeien in de wei regelmatig veranderen. En als je vanaf het begin heel goed hebt opgelet, dan zal je gezien hebben dat alle koeien op de eerste dag in hun wei helemaal wit waren. Maar dat heb je vast niet gezien want je was te gehaast om op tijd op je werk te geraken, of gewoon omdat je niet naar koeien kijkt. 

Koeien lijken dan wel vaak wezenloos te kijken naar het grote Niets, maar dat is slechts bedrog. Als ze niet filosoferen over Nietzche of de Big Bang theorie, dan zitten ze ingewikkelde plannetjes te bedenken die vooral met tactiek te maken hebben. Kijk de volgende keer maar eens goed. Koeien met de minste vlekken, die denken het diepst en zijn het slimst. 

Overdag kruipen ze in de rol van slome herkauwers die zelfs niet nadenken over het waarom dat hun staart rondzwiept en welk effect dat heeft op de hen omringende vliegen. Schijn bedriegt! En nog niet een beetje. Tegen valavond verzamelen ze. Niet allemaal bij elkaar, oh neen! Elke zichzelf respecterende wei verdeelt zichzelf in twee kampen. Die twee kampen hebben een eeuwenlange, ingewikkelde hiërarchie, die onveranderbaar is. Bij de koeien dus geen kneusje dat tot het laatste overblijft als er moet gekozen worden... 

Zoals je misschien wel al gezien hebt, verzamelen koeien zich vaak op plaatsen waar ze ook rijkelijk hun koeienvlaaien gedeponeerd hebben. Vies, denk je, maar ook dat heeft een reden. Wat dacht je, dat een koe die overdag over Nietzche filosofeert, ’s avonds zomaar zonder reden met haar poten in haar eigen vlaai gaat staan? Tssss, hoog tijd dat je wat beter observeert! 

Als de rust valt voor de koeien en de mensen druk bezig zijn met afwassen, opruimen, wenkbrauwfronsend toetsen van de kinderen ondertekenen, de rolluiken dicht doen en de nacht buitensluiten, komen de koeien in actie. Ze zijn meedogenloos. Hun strijd is er één om te winnen. De kampen staan lijnrecht tegenover elkaar en het koeienvlaaigevecht kan beginnen. Welgeteld één minuut duurt het. Eén minuut om elkaar zoveel mogelijk te raken. Het kamp met het meeste vlekken verliest. De nestor onder de bende houdt de wacht, want het is een welbewaard geheim. 

Als je morgen naar je werk gaat en een wei met koeien passeert, kijk dan eens goed. Onder die lange wimpers kan je veel meer lezen dan sloomheid alleen. Maar, denk eraan: dit geheim blijft onder ons en onder de koeien!


vrijdag 18 december 2009

Niet mis...

Vandaag hebben jullie je laatste toets. Het is bijna vakantie! We zullen onze moeilijke woordjes nog even oefenen en dan maken jullie na de speeltijd zeker een goed dictee.

Neem maar je werkschrift en een potlood. Michaël, jij mag aan het bord komen en daar oefenen.

Luister goed en schrijf wat je hoort. Hier gaan we! Schrijf het woordje ‘kerstmis’...

Dat gaat goed, Michaël! Doe maar rustig voort.

Lukt het bij iedereen? Ik herhaal nog even: ‘kerstmis’.


Zeg, Ann, kijk eens! Je hebt 2 x een ‘e’ geschreven. Je hoort toch een korte ‘e’...

Bij jou is het goed, Michaël. Niet twijfelen, hoor!

Kijk, kindjes. Het begint te sneeuwen!
Ok, we zijn er bijna. We schrijven het woordje ‘kerstmis’.



Ik zeg het nog één keer: k-e-r-s-t-m-i-s... Lukt het, Michaël?



Luister goed naar wat ik zeg, hoor Michaël: Kerst – MIS !

En Michaël nam de bordenwisser, liet zijn schouders zakken en veegde het bord schoon. Het was wéér mis!

(Fijne Kerstdagen! )

zondag 13 december 2009

Leut


Ze hebben me hier weer ergens gezet. Weer naast dienen ene die altijd zit te mompelen. Ik kan hem niet uitstaan. En ik kan niet weg. Smerig is dat. Het uitzicht stelt ook niet veel voor. Ik kijk wel uit op een raam, maar dat kijkt uit op een muur. Triestig is het!

Daar is die man weer. Hij komt elke week onzin vertellen. Soms heeft hij een vrouw en een kind mee. Soms is hij alleen. Als hij er is, dan moet ik blij zijn, zeggen de verpleegsters. Maar ik weet niet waarom ik blij moet zijn. Ik ken hem niet. Ik ken die vrouw niet. Ik ken dat kind niet. Moet ik dan blij zijn omdat die zoveel onzin vertelt? Of omdat hij vertelt over iemand die ik niet ken? Het is een dikke zagevent. En waarom komt die elke zondag? Wordt hij daarvoor betaald? Dat hij maar vlug weggaat, die man. Ik heb hem niks te vertellen. Als hij weggaat, zegt hij tegen de verpleegster: hij gaat precies snel achteruit. Maar ik kan niet achteruit. Ik blijf waar ik ben of ik blijf waar ze me neergezet hebben. Kon ik maar achteruit. Een ander uitzicht en iemand anders naast mij in plaats van die mompelende gek in zijn rolstoel.

Zou het koud zijn buiten? Is het juni of december? Ze komen ons weer weghalen. Wie heeft er zin in een tasje koffie? Slappe koffie, is het. Daar heb je geen zin in. Als je dat in een glas giet, kan je er doorkijken. Maar het is beter dan niks. Weer vijf minuten om. Die naast mij gieten ze zijn koffie binnen en doen ze een slab aan. Triestig is het!

Vandaag was hij er weer. Zonder die vrouw of dat kind. Hij geeft me een kus. ‘Dag, papa’ zegt hij dan. En dan vraagt hij altijd hoe het met me gaat. Dan mompel ik ook maar wat. Dat doen ze hier allemaal. Dat hoort zo, denk ik. 'Je zegt zo weinig', zegt die man. 'Ben je hier niet graag?' Plezant is anders: den ene hoort niet goed, den andere ziet niet goed, er is altijd file in de gang door al die looprekjes. Ben ik hier graag? Ben ik ooit ergens anders geweest?

Ik moet altijd mee gaan knutselen. Dan plak ik mijn vingers vol en dan zuchten die vrouwen altijd. Ze kuisen dat dan af, maar dat doet pijn. En den helft plakt er dan nog aan. Wat vroeg hij nu weer? Ha ja, of ik hier graag ben... Na de middag planten ze me in mijn kamer. Het raam zit daar te hoog. Ik kan de lucht zien. Soms is die blauw, soms is die grijs. Ik kan niet zien of de lucht warm of koud is. Dan zetten ze de tv aan. ‘Hier, uw feuilleton’, hoor ik dan. Maar dat is niet van mij. Ik weet niet waar dat over gaat. Dan val ik maar in slaap.

Ik word wakker geschud. Het is die lieve, ik heb die graag. Ik denk dat die me graag ziet. Ze zegt dat ze hier werkt, maar wat zou ze dan doen? Ze maakt mij altijd wakker. En dan is ze lief. Ze brengt mij weer naar de zaal. Sommigen kaarten daar en dan maken ze ruzie. Zo lijkt het toch. Ik doe nooit mee. De spelregels zijn elke dag anders. Ik kan mijn kaarten niet meer vasthouden. Het is echt een lieve, want ze zet mij op een schoon plaatske. Niet naast dienen ene die kwijlt en mompelt. We krijgen wafels. Daar ligt iets onder dat bloemstukje. Een bril.

“Hee, Maurice! Ik heb uwe bril gevonden.” Maurice kijkt niet. Ik zeg het nog eens. “Ik ben niet Maurice, ik ben Roger”, zegt ‘m. “Ah, Roger, dat wist ik niet. Zijt ge van naam veranderd? Ik wil dat ook, want ge kiest uwe naam niet, he. Allez, ik wel, elke dag opnieuw. ’s Avonds kies ik een naam maar die weet ik ’s morgens niet meer. Maar dat is niet zo erg, he, want ze roepen mij toch nooit. Of misschien wel, maar dan weet ik het niet. Vindt gij die koffie ook zo slecht? Hebt gij ook naar den tv gekeken? Ik val altijd in slaap. Maar die wafels zijn wel lekker, he? “Zeg, wilt gij mijne bril dan eens geven?” “Uwe bril? Maar allez, Maurice, hoe kan ik dat nu weten waar uwe bril is?”

vrijdag 4 december 2009

Mispakt

6u59. Ik moet de wekker afzetten voor die verspringt. Vlug! Anders is het te laat!

Aankleden: eerst mijn linkervoet in mijn schoen, anders loopt het mis. De trap naar beneden: opletten want op de derde trap mag ik niet komen. Anders loopt het mis.

Naar de keuken om te ontbijten: eerst een boterham met choco en pas dan eentje met confituur. Anders loopt het mis.

Naar school: ik moet elke elektriciteitspaal aanraken. Anders loopt het mis. Nog eventjes en ik ben op de hoek. 50 stappen moet ik daarvoor doen, anders loopt het mis.

Oversteken: alleen op de witte strepen van het zebrapad. Anders loopt het mis! Wat duurt het lang voor het licht op groen springt... Ik tel tot 10 en dan verspringt het. Anders loopt het mis.

Het monster zit overal. Jij kan het niet zien, maar het is er. Het volgt me overal, ziet me altijd en beloert me. Ik moet alles heel precies doen, anders loopt het mis. Het monster maakt me bang.

Groen! Ik huppel van de ene witte streep naar de andere. Ik ben er bijna. Vijf blauwe auto’s moet ik zien voor ik de school binnenga. Anders loopt het mis. Nog 2. Ik loop wat langzamer. Dat was bijna! Ik mag niet op de randjes van de tegels trappen. Anders loopt het mis.

De vijfde blauwe auto rijdt net voorbij. Oef! Ik sta nog net op tijd in de rij. Mijn jas moet aan het derde haakje links. Anders loopt het mis. Zal ik mijn rekentest goed doen? Ik moet even uit het raam kijken. Als er een vogel voorbij vliegt, dan zal ik het goed doen. Anders loopt het mis.

Naar huis. Vijf blauwe auto’s, anders loopt het mis.

Niet op de tegelrandjes, anders loopt het mis.

Op de witte zebrastrepen, anders loopt het mis.

50 stappen, anders loopt het mis.

Alle elektriciteitspalen, anders loopt het mis.

Wat nu? De weg is opgebroken. Ze zijn aan het werken aan elektriciteitspaal 13... 66 stappen tot aan de voordeur. Ik ben in de war. Schoenen uit. Waarom doe ik nu eerst die rechtse uit? In paniek naar mijn kamer. Nee! Die derde trap vergeten... Ik doe de deur van mijn kamer open. Ik voel het. Ik verstijf van angst. Ik voel zijn warme adem in mijn nek...


vrijdag 27 november 2009

Smartgeld

Het was een donkere, sombere dag. Mijn gemoedstoestand was van dezelfde aard. Over een uurtje wordt Jef begraven. Hij was al wel oud, maar nog zo kloek en levenslustig. Zijn hart dacht daar anders over en koos een ander tijdstip dan Jef en wij in gedachten hadden. Het nieuws raakte me diep.

Jef kwam geregeld een kijkje nemen. ‘De inspecteur is daar!’, grapte ik dan. Hij lachte er elke keer mee. Goedkeurend keek hij hoe de verbouwingswerken in het huis, dat ooit zijn ouderlijk huis was, vorderden. Het deed hem deugd dat we het oude huis niet met de grond gelijk gemaakt hadden. Het was het oudste huis uit de straat en daar was hij een beetje fier op. Elke week stapte onze inspecteur binnen en knikte goedkeurend. Hij genoot vooral van het babbeltje, het contact en zijn wandelingetje.

En dan dat nieuws. ’s Morgens had ik de kerkklokken al horen luiden. Het signaal dat er een dorpsgenoot gestorven was. Maar dat het Jef zou zijn, daar had ik nooit bij stilgestaan. Dat was ondenkbaar. Een uurtje later kwam het telefoontje. Ik moest even gaan zitten. Triest keek ik rond in het huis waar hij geboren was en opgroeide. Jef was dood.

Een week later was de begrafenis. Koud en leeg voelde ik me. Ik maakte me klaar, schreef een kaartje voor zijn vrouw, zette mijn gsm af en keek of ik wat kleingeld had voor de collecte. Dat meen je niet! Niets? Helemaal niets? Nee, dat kon kloppen: gisteren vroeg de bakker of ik kleingeld wou wisselen omdat zij zonder wisselgeld zaten...

De tijd tikte verder. Ik moest nu echt vertrekken. Stress stak de kop op... Mijn dochter nam mijn hand en vroeg: mama, waarom ben je zo druk en verdrietig? Ik zei haar dat ik geen centje had voor in de kerk. Ze begreep er niets van. Ze komt nooit in de kerk. Ik legde het haar kort uit: als je naar de mis gaat, geef je een centje, dat gaat nu eenmaal zo. Een slechte, te beknopte uitleg, maar mijn hoofd stond er niet naar. Ze verdween zonder iets te zeggen. Eventjes later was ze er terug. Ze nam mijn hand en legde er enkele centjes in. ‘Hier mama”, zei ze, “hier heb je wat centjes uit mijn spaarpot. Nu kan Jef zijn vrouw misschien wel een nieuwe man kopen...”.

donderdag 19 november 2009

Pareltjes (deel 1)

Een hinkeljuffrouw
Griezelsteentjes
Kotsschool
Beverzwijnen
Tarantroela
Tot de dood ons schijt
Verlaatbureau (alle talen)
Postanale depressie
Vloeibaar Nederlands
Een huis van een kast
Uitslag van het huidonderzoek
Seksuele imitatie
Kennisdagingsmaken
Sletlandpony
Het onderdelft spitten
Buitenmoordboter
Een gespierde scheur
Versnelde verkering
Zuipen of verpompen
Op de kip tokken
Er moederloos van worden
Braakgesprek
Schillen versmaken
Om de waterklap haver geven
Plankgas op de remmen staan

Pareltjes












Een hinkeljuffrouw


Griezelsteentjes


Kotsschool


Beverzwijnen


Tarantroela


Tot de dood ons schijt


Verlaatbureau in alle talen


Postanale depressie


Vloeibaar Nederlands


Een huis van een kast


Uitslag van het huidonderzoek


Sexuele imitatie


Kennisdagingsmaken


Sletlandpony


Het onderdelft spitten


Buitenmoordboter


Een gespierde scheur


Versnelde verkering


Zuipen of verpompen


Op de kip tokken


Er moederloos van worden


Om de waterklap haver geven


Plankgas op de remmen staan


Braakgesprek


Schillen versmaken

dinsdag 10 november 2009

Buikgevoel

Ze was er weer! Ik voelde hoe ze naast me huppelde, kwetterde, zich verwonderde over alles wat op haar afkwam in deze wereld. Het maakte me blij. Dankbaar ook. Ik had haar gemist. Nu was ze er weer, vrolijk, zoals ik haar het liefste heb.

Het was lang geleden. De laatste keren was ze omringd door verdriet. Opgesloten in haar wereld. Ik zag haar, voelde haar, maar kon haar niet helpen. Als ik haar wou benaderen was ze plots weg.

Zo klein nog, een eeuwige kleuter. Een deel van mij. Wat zij voelt, voel ik ook. Als zij pijn heeft, heb ik het ook.

Ze overvalt me vaak met haar aanwezigheid. Ze overvalt me soms nog meer met haar afwezigheid. Ze verschijnt op momenten waarop ik het niet verwacht. Dan word ik stil, verdrietig soms. De laatste keer zag ik haar achter het raam van het huis op de eerste verdieping. Ze was bijna doorschijnend, haar schouders hingen af. Haar ogen waren groot en trokken me naar haar toe. Toen ik haar zag, viel alles rondom me stil. Ik ging naar boven, maar ze was al weer verdwenen. Vol vragen ging ik op het bed zitten, wachtend. Maar ze zou niet komen en dat wist ik.

Dagen gingen voorbij en het verdriet sleet weer, zoals altijd...

Het was niet de eerste keer dat ik haar daar zag. Het was haar plekje. Het had voor haar moeten zijn. Jaren geleden. Ze huist er toch, op de één of andere, onvatbare manier. Het heeft me vaak bang gemaakt, nu stelt het me wat gerust. Ik heb het aanvaard.


Woensdagnamiddag. Het regent. We zitten rond de keukentafel en spelen een gezelschapsspelletje. Dan horen we het allemaal tegelijk. Voetstappen boven in de gang. We kijken elkaar aan.... Dit kan niet! Iedereen zit rond de tafel... De kinderen zijn bang. Spontaan sta ik op. Ik weet wie het is, het maakt me niet ongerust. Rustig ga ik de trap op. Verdriet valt als een deken over mijn schouders. Ik weet dat ze er niet zal zijn, niet lijfelijk. Weer zit ik op het bed. Alleen.


Maar nu, nu is het goed! Ze is er weer en ze is blij. Ze heeft haar plaats gevonden. Nu zie ik haar vaak vrolijk. Genietend. Na zeven jaar dolen, komt ze thuis. Komen wij tot rust. De twee andere kinderen lopen voor me uit. Spelen met de herfstbladeren. Zij komt stilletjes naast mij lopen en legt haar warme hand in de mijne. Het is goed zo. Ik ben blij dat ze er is. Zeven jaar geleden was ze een piepklein wezentje, groeiend in mijn buik. Tot die dag dat het misliep.


Ze knijpt zachtjes in mijn hand en ik knijp begrijpend terug....


zaterdag 7 november 2009

Zonde

Ding dong! Zo vroeg nog. Wie zou dat zijn? Half slapend doe ik de deur open, nog vlug even mijn haar in de plooi proberen te dwingen.


“Goedemorgen, mevrouw, heeft u eventjes tijd?”


O jee!, denk ik, kijkend naar dat dikke boek met dat kruis op dat in de handen van die alledaagse mevrouw rust. Daar zijn ze weer! Voor ik de kans krijg om te zeggen dat ik geen interesse heb, steekt ze al van wal. Naast haar staat een mooi blond meisje van 16 jaar. Gekleed zoals alle pubers van deze tijd. Zonde, denk ik, op die leeftijd heb je toch wel wat anders te doen dan dit?


“Technologie is een last, mevrouw, soms leidt het tot zonde. Kijk maar: we vergeten elkaar!” Ze toont me een tijdschriftje waar op de cover een mooi, jong koppel staat. Ze zijn beiden met hun gsm aan het bellen en kijken lachend elk een andere kant op. “Ziet u, mevrouw? Ze hebben geen tijd meer voor elkaar, ze zouden samen zoveel kunnen doen, maar door de technologie hebben ze geen aandacht voor elkaar. Relaties gaan op die manier kapot. En het gaat verder dan dat, mevrouw! Denk maar aan computers. Kent u dat, mevrouw?” – “Ja hoor, ik werk er dagelijks mee.” – “Ah zo, ja, ik versta het. Dan begrijpt u vast en zeker wel wat ik bedoel? Het staat trouwens in de Bijbel, dat we dit niet mogen doen, luister maar....” In de Bijbel, denk ik? Staat er in de Bijbel dat technologie een zonde is? Dat we geen gsm of computer mogen gebruiken? Mijn gedachten dwalen zo ver en snel af, dat de passage die ze me voorleest aan mij voorbij gaat.


Ik geraak dit wat beu. Het is koud, te vroeg, hier heb ik helemaal niet om gevraagd...


“En dan dat chatten, mevrouw! Kent u dat? Dat is echt de grootste zonde, mevrouw, als u weet....” Ik laat haar niet uitspreken. Heel nadrukkelijk schud ik met mijn hoofd en zeg: “Mevrouw, ik chatte tot voor kort dagelijks met Jezus, maar heb hem een tijdje geleden bij de geblokkeerde gebruikers gezet!”

Terwijl de mond van de alledaagse mevrouw lichtjes openvalt, rinkelt in de hippe jeans van het meisje een gsm. Glimlachend sluit ik de deur...

zondag 25 oktober 2009

Verkeer-d

Toen de bus

wegreed

van het ziekenhuis

las ik

in de vlucht:

“huilen verboden”.

Zwart op wit.

Het bleek om

“honden”

te gaan...

dinsdag 20 oktober 2009

Pater Damiaan

Paniek alom. De volledige congregatie stond op zijn kop. Het nieuws had heel wat teweeggebracht. Het begon al toen de brief persoonlijk afgeleverd werd. Een brief met het kenteken en de officiële stempel van het Vaticaan steek je niet zomaar in de brievenbus, tussen de rekeningen voor het water en de kortingsbonnen van de plaatselijke superette.
Pater Monolphus nam de brief met lichtjes trillende handen in ontvangst. In zijn bureau maakte hij de omslag open. Waar was zijn leesbril nu toch? Terwijl hij zich bukte om in de schuif te kijken, schoof de bril van zijn hoofd naar zijn neus. Pater Monolphus ging zitten en las de brief snel en opgejaagd door. Hij verbleekte.
Langzaam liet hij de brief zakken en liet hij de inhoud ervan tot hem doordringen. Wat een hoogstmerkwaardige vraag! Hoe moest hij dit aanpakken? Er was al zoveel werk aan de voorbereidingen. Aan wie kon hij dit vragen? Lieve God, sta me bij, dacht hij.

Een uur later was er overleg met alle paters. Ze keken gespannen naar de brief die pater Monulphus vasthad. “Broeders”, zei hij, “onze Paus vereert ons met een persoonlijk bezoek. Hij komt naar hier, maar hij heeft een bijzondere wens. Een zeer bijzondere wens. Ik heb het nodige gedaan. Via een familielid, dat een schoonheidssalon heeft, heb ik ervoor kunnen zorgen dat de wens van Zijne Heiligheid kan voldaan worden.”
Er ontstond geroezemoes. De paters fronsten de wenkbrauwen. Wens? Schoonheidssalon? Waar gaat dit over? Pater Norbertus was de enige die om verduidelijking durfde vragen.

“Wel, onze Paus is, net zoals wij, niet meer van de jongste. Hij heeft in zijn brief nogal expliciet om een massage-
bed gevraagd.”
Nog meer geroezemoes...
“Ik sta mijn kamer af, het bed zal daar geïnstalleerd worden. Tot die tijd zal ik in het kamertje aan het einde van de gang verblijven.”

De paters mochten beschikken. Pater Monulphus bleef alleen achter, een beetje verward. Wat was het stil nu. Langzaam en geconcentreerd las hij elke zin nog eens. Vooral die ene zin met het speciale verzoek. Weer verbleekte hij. Hardop las hij: “Zijne Heiligheid verzoekt expliciet om een massa-
gebed...”

vrijdag 16 oktober 2009

Tea-time

De excursie was gedaan. Tempels en opdringerige kinderen lagen nu ver achter me. Rust. Eindelijk. Er was weinig volk op het terras van het Old Cataract Hotel. De winter in Egypte was mild. Ik bestelde een thee. Van het zicht en de rust genieten was kinderspel.

Hier, misschien wel op hetzelfde plekje, schreef Agatha Christie vaak aan haar boeken. Het was tea-time. Alles was goed: de rust, de sfeer, mijn stemming. Maar waar bleef de thee toch? Een kannetje thee en een koekje zouden nu toch goed passen in het plaatje. Heerlijk was het op dat terras. Hier zou ik ook wel elke dag aan een boek kunnen schrijven...

Een half uur om water te koken en thee te serveren. Is dat niet wat overdreven?

De zon schoof langzaam op. Mijn pen en schriftje lagen voor me op de houten tafel. Een wit blad. Zoveel rust. Een oude man wandelde het terras op. Heel zelfzeker schuifelde hij verder naar zijn tafel. Er bestond geen twijfel over dat hij daar elke dag zijn krant las om 16u00.

Nu zijn er al 45 minuten om. Nog steeds geen thee.

De man knikte me, zonder aan te kijken, toe. Zijn krant legde hij voor zich. Zou hij ook zo lang moeten wachten? Vast niet, hij straalde zoveel waardigheid uit. Dat moet je niet in het Arabisch vertalen. Ook hij bestelde thee. Ik informeerde nog even naar mijn bestelling. Een glimlach als antwoord stelde me gerust: de thee kwam eraan.

Mijn papier bleef wit, mijn vulpen onaangeroerd. Ik keek, was geduldig en mijmerde over hoe Agatha Christie hier haar pen hanteerde. Een uur zat ik daar. De oude man was opgestaan. Hij had ook geen thee gekregen. Ongemerkt verdween hij. Bij wijze van protest liet hij zijn krant achter. Ongelezen.

Ik glimlachte en dacht aan de schrijfster. Nu begreep ik het: als je zo
lang moet wachten op je thee, begin je vanzelf een boek te schrijven...

woensdag 7 oktober 2009

vrijdag 2 oktober 2009

Op

Wat nu? Geen reserve! Even kijken aan de achterkant, daar wordt al eens iets weggezet. Hm, neen, daar ook niet. En nu? Even verder kijken. Meestal zijn er wel wat alternatieven. Maar nu? Niets...
Dan maar handtas omkieperen. Oei, wat een berg, wat een zootje! Dat wordt graven. Niet gemakkelijk in deze houding. Aiaiai, niets. Gewoon niets!
Wat nu? Beetje wachten. Misschien biedt er zich wel een oplossing aan.

Vijf minuten duren zo lang.

En ze wachten op mij. Zouden ze niet ongerust worden? Komen ze zo dadelijk even kijken waar ik blijf? Ja, natuurlijk doen ze dat. En dan ben ik gered.

Tien minuten nu al.

Ik hoor iets. Help!? Hallo! Is er iemand? Geen reactie. Pffff!

Vijftien minuten.

Ze missen me blijkbaar niet. Zouden ze vertrokken zijn zonder mij? Wat kan ik nog verzinnen? Gek, mijn gsm heb ik ook niet mee. Zelfs geen agenda. Och, jeezes toch.

Twintig minuten.

En staren naar dat lege wc-rolletje helpt niet...





dinsdag 29 september 2009

EXIT

Je ziet hem elke werkdag om 17u00. Hij staat voor de lange oprit van zijn huis aan de straatkant te wachten. Voor hem staat een lege rolstoel. Die zal hij dadelijk gebruiken om Herman in te zetten. Herman is 41 jaar. Mentaal gehandicapt. Als hij van het dagcentrum thuiskomt is hij zo moe dat hij zich onderuit laat zakken in de rolstoel. Zijn vader wacht hem elke dag op. Al 21jaar lang. Door elk seizoen, of gebeurtenis heen. Als je hem ziet staan, rond 17u, langs de kant van de weg, lijkt hij een standbeeld. Hij lijkt aan niets te denken. Het is het ritueel dat hem nu, in zijn oude dag, draaiend houdt. Hij moet er zijn. Elke dag opnieuw moet hij er zijn voor Herman. Eén ding is zeker: hij kan niet doodgaan vóór zijn zoon. Wie zal Herman dan opwachten als de bus aan de lange oprit stopt? Neen, elke dag om 17u denkt hij maar aan één ding: hij zal hier elke dag staan.

Herman wordt ziek. Niet de bus haalt hem deze keer op, maar wel de ziekenwagen. Het gaat niet goed met Herman. De dokter zegt veel door vooral te zwijgen en meewarig te knikken.
Maar om 17u00 staat vader met zijn rolstoel klaar. Zo moet het, zo heeft hij het altijd gedaan. Zo zal het altijd zijn.

Herman zegt slaapwel aan de nachtzuster en wordt niet meer wakker. Ze vinden hem met een glimlach op zijn lippen. De dokter moet geen uitleg geven aan vader. Het is niet meer belangrijk, zegt hij.

Het is maandag, bijna 17u00. De rolstoel wordt uit de gang gereden. Vader trekt zijn jas aan. Het is koud en guur. Maar hij wacht op Herman. Herman is er omdat vader op hem wacht. Herman zal van de bus stappen, want zijn rolstoel staat voor hem klaar.

Herman stapt niet van de bus. De bus rijdt voorbij zonder zelfs te vertragen. Vader maakt zich los uit zijn standbeeld. Hij kijkt de bus na. Het regent zachtjes. Hij neemt zelf plaats in de rolstoel voor de lange oprit van zijn huis. Herman komt niet meer. Vader laat los.

donderdag 24 september 2009

Onvoorwaardelijk

Onweerstaanbaar was ze. Onweerstaanbaar aantrekkelijk. Al twintig jaar, elke dag. Er ging geen uur voorbij zonder dat hij aan haar dacht. Soms bleef hij wel de hele nacht wakker om dicht bij haar te zijn.

Hij was nog erg jong toen hij haar ontmoette. Het was meteen raak. Zij was sterk en ongenaakbaar. Maar hij liet haar sinds die dag niet meer los.

Hij vond een baan en ging elke dag naar zijn werk. Al gauw had hij een manier bedacht om ook daar bij haar te zijn. Het was niet genoeg. Haar aantrekkingskracht was te groot.

Vandaag kwam hij niet opdagen op het werk. Er telde nog maar één ding. Zij.

Hij koesterde haar, streelde haar koude nek toen hij haar uit de bruine papieren zak nam. Gulzig, onbeheerst en bruut draaide hij de stop van de fles whiskey.

Hij kan echt geen dag zonder haar...



maandag 21 september 2009

Sprakeloos

“Wel, wel, wel! Heb je nu weer een nota in je agenda? Het is de derde week van het schooljaar, je bent net gestart in het eerste leerjaar, ... dat is niet zo best, hoor. Laat eens zien wat de juf geschreven heeft... Oh, je bent blijven babbelen, nadat de juf al 3 x gezegd had dat je moest stoppen?” “Nee, dat klopt niet helemaal, ze heeft het zeker 27 x gezegd.”
“En hoe komt dat dan?”
“Ja wat zou je zelf doen als iemand je iets vraagt dan moet je toch antwoorden dat is nogal onbeleefd als iemand iets vraagt en je doet alsof je die niet hoort alleen maar omdat de juf gezegd heeft dat je moet zwijgen dat kan toch niet als jij mij wat vraagt wil je toch ook altijd dat ik antwoord en jij antwoordt toch ook altijd als ik iets vraag dat is toch bij iedereen zo ook bij grote mensen dus bij kinderen ook en daarbij wat zou mijn vriendje dan wel denken als die geen antwoord krijgt dus is dat mijn schuld niet ik was gewoon beleefd en ik kon er niets aan doen want ik moest antwoorden anders ging dat toch niet goed komen en...”
“Wat vroeg je vriendje dan?”
“Hij vroeg wat de juf gezegd had...”

donderdag 17 september 2009

Stilte

"Jaja", zegt ze, om de stiltes te verbreken. Vreemd hoor, die stiltes, alsof er niets meer te zeggen valt. Hebben ze ooit wel met elkaar gepraat, vraag ik me af. Je brengt je kinderen toch niet groot met altijd dezelfde praatjes over het weer, het lengen van de dagen en het sterven van de mensen? Of is het zo dat je geduld wordt, maar de conversatie niet meer van belang is? En zou ze dan, 's avonds, weer alleen in haar veel te grote huis, de dag overpeinzen en denken wat een mooie dag het wel geweest is? Mij laat het een wrange smaak na, er is haar niets meer geboden dan eten (dat op een ander toch altijd anders smaakt) en wat tassen koffie. En dat de dagen binnenkort weer lengen en de regen maar niet ophoudt en de mensen al of niet sterven, tja, daar hebben we geen aandeel in. Net zoals alle vorige jaren en net zoals het vorige bezoekje. "Jaja, het is allemaal niet meer zoals vroeger. Jaja..."


dinsdag 15 september 2009

Zwarte weduwe

Trouwdag. "En, ben je zenuwachtig?" "Och, het is alsof ik naar een mondeling examen ga, waarvan ik de vragen al op voorhand weet, maar me afvraag met welke intonatie en met welke expressie ik zal antwoorden."

maandag 14 september 2009